• Boek 5 Artikel 105 (5:105 BW)

    Gevolgen tenietgaan

    1. Wanneer het recht van opstal tenietgaat, gaat de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen van rechtswege over op de eigenaar van de onroerende zaak waarop het rustte.
    2. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de opstaller bij het einde van zijn recht de bevoegdheid gebouwen, werken en beplantingen die door hemzelf of een rechtsvoorganger onverplicht zijn aangebracht dan wel van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen weg te nemen, mits hij de onroerende zaak waarop het recht rustte in de oude toestand terugbrengt.
    3. De artikelen 99 en 100 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het aan de opstaller toekomende retentierecht slechts de gebouwen, werken en beplantingen omvat.

    Toelichting

    De eigenaar van de onroerende zaak wordt op het moment dat het recht van opstal eindigt, ook eigenaar van de gebouwen, werken en beplantingen. Hiervoor is geen rechtshandeling vereist, dit gaat van rechtswege.

    Als het recht van opstal is beëindigd, heeft de opstaller de bevoegdheid om de gebouwen, werken en beplantingen te verwijderen. Dit wordt ook wel het wegneemrecht genoemd. In de akte van vestiging kan hiervan worden afgeweken. Hij mag hierbij geen veranderingen toebrengen aan de onroerende zaak. Deze moet in de oude toestand worden teruggebracht.

    Daarnaast heeft de opstaller recht op een vergoeding bij het einde van het opstalrecht.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.