• Boek 5 Artikel 21 (5:21 BW)

    Gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte

    1. De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.
    2. Het gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte is aan anderen toegestaan, indien dit zo hoog boven of zo diep onder de oppervlakte plaats vindt, dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.
    3. De vorige leden zijn niet van toepassing op de bevoegdheid tot vliegen.

    Toelichting

    In artikel 5:21 BW wordt de bevoegdheid van de eigenaar om zijn grond te gebruiken geregeld. Lid 1 geeft de hoofdregel, die stelt dat de eigenaar ook bevoegd is om de ruimte boven en onder de grond te gebruiken. Derden kunnen de eigenaar in dit gebruik niet storen, het is dus een exclusief recht.

    Er zijn wel beperkingen gesteld aan dit exclusieve recht om gebruik te maken van de ruimte onder en boven de grond. In artikel 5:21 lid 2 BW staat dat de grondeigenaar zich niet zomaar tegen elk gebruik van de ruimte onder of boven de grond door derden kan verzetten. Als de eigenaar geen belang heeft bij verzet, dan mag hij dit niet doen. Dit belang hoeft niet van vermogensrechtelijke aard te zijn, maar kan ook een andere grondslag hebben.

    Degene die de grond wil gebruiken, dus niet de grondeigenaar zelf, moet echter bewijzen dat de eigenaar geen belang heeft. Ook geldt er geen absolute grens voor ‘onder of boven’. Het hangt af van de omstandigheden van het geval of het valt onder de reikwijdte van artikel 5:21 lid 2 BW. Hierbij is het uitgangspunt wel dat de grondeigenaar een beschermingswaardig belang moet hebben, dus dat hij door het gebruik van een derde schade of hinder ondervindt aan zijn grondgebied. Alleen dan kan hij het gebruik door een derde tegenhouden.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.