• Boek 5 Artikel 28 (5:28 BW)

    Rechtsvermoeden openbare onroerende zaken

    1. Onroerende zaken die openbaar zijn, met uitzondering van de stranden der zee, worden, wanneer zij door een openbaar lichaam worden onderhouden, vermoed eigendom van dat openbare lichaam te zijn.
    2. Dit vermoeden werkt niet tegenover hem aan wie het onderhoud is overgenomen.

    Toelichting

    Het openbaar lichaam dat zorgdraagt voor het onderhoud van een openbare onroerende zaak, wordt vermoed eigenaar daarvan te zijn. In lid 2 van het artikel is een uitzondering gemaakt voor degene van wie het onderhoud is overgenomen. In tegenstelling tot het vermoeden van eigendom van openbare vaarwateren, geldt deze uitzondering voor iedereen (dat kan dus een openbaar lichaam, privaatrechtelijke rechtspersoon of particulier zijn).

    Een zaak is openbaar als in principe iedereen van de zaak gebruik kan maken.

    Jurisprudentie

    Parket bij de Hoge Raad 9 april 2021, ECLI:NL:PHR:2021:356
    Voor de toepasselijkheid van artikel 5:28 – dat een bewijsvermoeden voor de eigendom van openbare onroerende zaken behelst – is nodig dat de zaak door een openbaar lichaam wordt onderhouden en dat de zaak openbaar is. Aan dit laatste vereiste is volgens de wetgever voldaan als de zaak ‘feitelijk openbaar is, d.w.z. dat in beginsel een ieder van de zaak gebruik kan maken’. Dienovereenkomstig wordt in de literatuur aangenomen dat de publieke bestemming van openbare zaken (niet zijnde openbare wegen) ontstaat door feitelijk gebruik als zodanig.