• Boek 5 Artikel 73 (5:73 BW)

    Inhoud en wijze van uitoefening

    1. De inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening worden bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regelen daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Is een erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op een bepaalde wijze uitgeoefend, dan is in geval van twijfel deze wijze van uitoefening beslissend.
    2. Niettemin kan de eigenaar van het dienende erf voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid een ander gedeelte van het erf aanwijzen dan waarop de erfdienstbaarheid ingevolge het vorige lid dient te worden uitgeoefend, mits deze verplaatsing zonder vermindering van genot voor de eigenaar van het heersende erf mogelijk is. Kosten, noodzakelijk voor zodanige verandering, komen ten laste van de eigenaar van het dienende erf.

    Toelichting

    Uitleg en inhoud van de erfdienstbaarheid (lid 1)

    De inhoud van de erfdienstbaarheid wordt bepaald door de akte waarin die is vastgelegd. Bij de uitleg van de akte komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. Deze uitleg komt de rechtszekerheid ten goede:  Slechts waarde mag worden gehecht aan gegevens die voor derden kenbaar zijn in de openbare registers.

    Biedt de akte geen uitsluitsel over de vraag naar inhoud en wijze van uitoefening, dan worden deze bepaald door de plaatselijke gewoonte.

    Verleggingsrecht (lid 2)

    Bij een geschil dat ontstaat naar aanleiding van de verlegging van de erfdienstbaarheid, is het aan de eigenaar van het dienende erf om te bewijzen dat geen sprake is van vermindering van het genot. Als de akte van vestiging niet specificeert waar de erfdienstbaarheid kan worden uitgeoefend dan is de eigenaar van het dienende erf al krachtens de titel bevoegd om de erfdienstbaarheid te verleggen, zelfs als het genot daardoor afneemt. In dat geval is een beroep op lid 2 dus niet noodzakelijk.De belangen van de eigenaar van het heersende erf mogen echter niet onredelijk worden aangetast.

    De eigenaar van het dienende erf mag in geen geval de uitoefening van de erfdienstbaarheid verleggen naar een ander erf.

    Jurisprudentie

    Hoge Raad 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904
    Het komt bij de uitleg van een zodanige akte aan op de partijbedoeling voor zover die in de notariële akte tot uitdrukking is gebracht. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.

    Gerechtshof Amsterdam 13 augustus 2018, ECLI:NL:GHAMS:2013:3396
    Geïntimeerde heeft verwezen naar de plaatselijke gewoonte en de goede trouw zoals bedoeld in artikel 5:73 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang met het feit dat de huidige situatie al tien jaar bestaat. Hij verliest daarbij uit het oog dat zowel de wetgever als de rechter de inhoud van de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid voorop stelt.