BTW-heffing bij privégebruik van auto’s van de zaak

28 april 2017

Sinds 1 juli 2011 is een ondernemer – als voor privégebruik van auto’s van de zaak geen vergoeding betaald wordt – btw verschuldigd over de kosten van het privégebruik van auto’s van de zaak. De Hoge Raad heeft recent geoordeeld over de problematiek over de gewijzigde heffing over het privégebruik van auto’s van de zaak.

Privégebruik van auto’s van de zaak

De kosten van privégebruik van auto’s van de zaak zijn vaak niet eenvoudig vast te stellen. Daarom heeft de staatssecretaris van Financiën besloten dat ondernemers ervoor mogen kiezen voor het privégebruik 2,7% van de catalogusprijs van de auto aan btw te betalen. Dit wordt de forfaitaire regeling genoemd. Als de gebruiker voor het privégebruik van de auto aan de ondernemer een vergoeding moet betalen, geldt sinds 1 juli 2011 dat als deze vergoeding lager is dan in de markt gebruikelijk, btw verschuldigd is over de hogere marktwaarde.

Forfaitaire regeling

De Hoge Raad oordeelt dat als het gebruik van deze forfaitaire regeling ertoe leidt dat een ondernemer meer btw heeft betaald dan de werkelijke uitgaven aan het privégebruik, hij recht heeft op een teruggave van btw. In dat geval moet de ondernemer gegevens verstrekken over het privégebruik. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: de aard van de onderneming, de zakelijke doeleinden waarvoor de auto gebruikt wordt en de werkzaamheden van de gebruiker van de auto. De kilometeradministratie is – zo oordeelt de Hoge Raad – niet het enige bewijs dat wordt toegelaten.

Lease-auto’s

Onder meer werd aangevoerd dat lease-auto’s voor de btw anders worden behandeld dan auto’s waarvan de ondernemer eigenaar is. Daarmee zou sprake zijn van een ongerechtvaardigd verschil tussen lease-auto’s en ‘eigen’ auto’s. In die zin dat voor lease-auto’s die zonder vergoeding voor privédoeleinden worden gebruikt geen heffing van btw verschuldigd zou zijn. De Hoge Raad oordeelt anders. Van een ongerechtvaardigd verschil tussen privégebruik van leaseauto’s en ‘eigen’ auto’s is geen sprake, omdat over beiden btw is verschuldigd.

Vergoeding ‘opgetrokken’ naar de marktwaarde

De wet is op 1 januari 2012 gewijzigd. In zoverre dat een gebruiker die een lage vergoeding aan de ondernemer betaald, btw is verschuldigd over de hogere marktwaarde. De achterliggende regeling geldt echter al vanaf 1 juli 2011. De wijziging heeft daarom terugwerkende kracht. De Hoge Raad oordeelt dat de terugwerkende kracht wordt gerechtvaardigd, omdat de wetswijziging al in juni 2011 werd aangekondigd in een persbericht.

De wijzigingen in de regelgeving hebben geleid tot een groot aantal bezwaarschriften. De staatssecretaris van Financiën heeft deze bezwaarschriften aangewezen als massaal bezwaar. Aan de hand van de recente uitspraken van de Hoge Raad zal de Belastingdienst op deze bezwaarschriften beslissen.

Lees de uitspraken van de Hoge Raad hier.

Geschreven door