- Indien als gevolg van de verzochte echtscheiding een bestaand vooruitzicht op
uitkeringen aan de andere echtgenoot na vooroverlijden van de echtgenoot die het
verzoek heeft gedaan zou teloorgaan of in ernstige mate zou verminderen, en de
andere echtgenoot deswege tegen dat verzoek verweer voert, kan deze niet worden
toegewezen voordat daaromtrent een voorziening is getroffen die, gelet op de
omstandigheden van het geval, ten opzichte van beide echtgenoten billijk is te
achten. De rechter kan daartoe een termijn stellen.
- Het eerste lid is niet van toepassing:
- indien redelijkerwijs te verwachten is dat de andere echtgenoot zelf
voor dat geval voldoende voorzieningen kan treffen;
- indien de duurzame ontwrichting van het huwelijk in overwegende mate te
wijten is aan de andere echtgenoot.