- Een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan, op de grond dat de erkenner
niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:
- door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid
heeft plaatsgevonden;
- door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of,
tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe
is bewogen;
- door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens
haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is
toestemming tot de erkenning te geven.
- Het openbaar ministerie kan wegens strijd met de Nederlandse openbare orde,
indien de erkenner niet de biologische vader van het kind is, vernietiging van
de erkenning verzoeken.
- In geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden, wordt het verzoek door
de erkenner of door de moeder niet later ingediend dan een jaar nadat deze
invloed heeft opgehouden te werken en, in geval van bedrog of dwaling, binnen
een jaar nadat de verzoeker het bedrog of de dwaling heeft ontdekt.
- Het verzoek wordt door het kind ingediend binnen drie jaren nadat het kind
bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische
vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is
geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind
meerderjarig is geworden, worden ingediend.
- Voor het geval de erkenner of de moeder overlijdt voor de afloop van de in het
derde lid gestelde termijn, isartikel
201, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. Voor het geval het
kind overlijdt voor de afloop van de in het vierde lid gestelde termijn, is
artikel
201, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.