- Voor de duur van de ondertoezichtstelling kan de kinderrechter op verzoek van de
gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een
regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen
voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
- Op het verzoek van een met het gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de
minderjarige van twaalf jaar of ouder en de gecertificeerde instelling kan de
kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat
nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing
van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
- Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt de op grond van het eerste
lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in
artikel 253a, tweede lid, onder a, dan welartikel 377a,
tweede lid.