- Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn
geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte
lijn en die in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolgeartikel 253sa
of
253t
het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn curator of zijn
bewindvoerder als bedoeld in
titel 19
van dit boek. In het inartikel 450, derde
lid, van dit boek bedoelde geval kan het mentorschap uitsluitend worden
verzocht door de betrokkene.
- Het mentorschap kan, behoudens in het inartikel 450, derde
lid, bedoelde geval, voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en
door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene
begeleiding biedt. In het laatste geval wordt in het verzoekschrift tevens vermeld
waarom de in het eerste lid genoemde personen - bloedverwanten in de zijlijn in de
derde en vierde graad daaronder niet begrepen - niet tot indiening van een verzoek
zijn overgegaan.
- De rechter bij wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de
curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan
ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
- Een verzoek tot omzetting van curatele in mentorschap ten behoeve van een persoon
die onder curatele is gesteld, wordt aanhangig gemaakt bij de rechter die bevoegd is
over opheffing van de curatele te beslissen. Deze rechter kan, bij opheffing van de
curatele, ook ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
- Het mentorschap treedt in werking daags nadat de beschikking is verstrekt of
verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip van ingang vermeldt. In het
geval, bedoeld inartikel 450, tweede
lid, van dit boek treedt het mentorschap in werking op het tijdstip
waarop de betrokken persoon meerderjarig wordt.