- De gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden:
- in geval van het eindigen van het huwelijk of het geregistreerd
partnerschap door overlijden: op het tijdstip van overlijden;
- in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of
ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechter: op het
tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding
onderscheidenlijk indiening van het verzoek tot ontbinding van het
geregistreerd partnerschap;
- in geval van scheiding van tafel en bed: op het tijdstip van indiening
van het verzoek tot scheiding van tafel en bed;
- in geval van opheffing van de gemeenschap door een beschikking: op het
tijdstip van indiening van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap;
- in geval van beëindiging van het geregistreerd partnerschap met
wederzijds goedvinden: op het tijdstip waarop de overeenkomst tot
beëindiging wordt gesloten;
- in geval van vermissing en een daarop gevolgd huwelijk of geregistreerd
partnerschap: op het tijdstip waarop de beschikking, bedoeld in
artikel 417, eerste lid, in kracht van gewijsde is gegaan;
- in geval van opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden: op het
tijdstip, bedoeld in
artikel 120, eerste lid.
- De ontbinding van de gemeenschap door indiening van een verzoek als bedoeld in
het eerste lid, onder b, c en d, alsmede door sluiting van een overeenkomst als
bedoeld onder e, kan aan derden die daarvan onkundig waren slechts worden
tegengeworpen, indien het desbetreffende verzoek dan wel de overeenkomst
ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister, bedoeld inartikel
116.
- Indien vast komt te staan dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder
b, c en d, dan wel een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder e, niet
meer kan leiden tot echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd
partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een
beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap
met wederzijds goedvinden, herleven van rechtswege alle gevolgen van de
gemeenschap, alsof er geen verzoek was ingediend of overeenkomst was gesloten,
tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan.
Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het
tijdstip van indiening van het verzoek of sluiting van de overeenkomst en het
tijdstip waarop komt vast te staan dat het verzoek of de overeenkomst niet meer
tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het
tijdstip van de handeling.
- Tezamen met een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d kan reeds
overeenkomstig
titel 7 van Boek 3
een vordering worden ingesteld tot verdeling van de gemeenschap, tot gelasten
van de wijze van verdeling en tot vaststelling van de verdeling.