• Boek 2 Artikel 430 (2:430 BW)

    Beleggingen

    1. Onder de beleggingen worden afzonderlijk opgenomen:
      1. terreinen en gebouwen, al dan niet in aanbouw, en de vooruitbetalingen daarop, met afzonderlijke vermelding van de terreinen en gebouwen voor eigen gebruik;
      2. beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen;
      3. overige financiële beleggingen.
    2. Op de balans van een maatschappij die herverzekeringen aanneemt, worden onder de beleggingen tevens afzonderlijk opgenomen de niet ter vrije beschikking staande vorderingen in het kader van een herverzekeringsovereenkomst.
    3. Bij de beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen worden afzonderlijk vermeld:
      1. aandelen, certificaten van aandelen en andere vormen van deelneming in groepsmaatschappijen;
      2. andere deelnemingen;
      3. waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente uitgegeven door en vorderingen op groepsmaatschappijen; en
      4. waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente uitgegeven door en vorderingen op andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de verzekeringsmaatschappij of waarin de verzekeringsmaatschappij een deelneming heeft.
    4. Van de overige financiële beleggingen worden afzonderlijk vermeld:
      1. aandelen, certificaten van aandelen, deelnemingsbewijzen en andere niet-vastrentende waardepapieren;
      2. waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente;
      3. belangen in beleggingspools;
      4. vorderingen uit leningen voor welke zakelijke zekerheid is gesteld;
      5. andere vorderingen uit leningen;
      6. deposito’s bij banken;
      7. andere financiële beleggingen.
    5. Tenzij de post andere financiële beleggingen van ondergeschikte betekenis is op het geheel van de overige financiële beleggingen, wordt zij naar aard en omvang toegelicht.
    6. Indien beleggingen die gelden als vaste activa op andere grondslagen worden gewaardeerd dan beleggingen die gelden als vlottende activa en die al dan niet behoren tot de handelsportefeuille, worden de beleggingen, genoemd in lid 1, onderdelen a of c, en lid 4, onderdelen a tot en met g, onderscheiden in:
      1. beleggingen die gelden als vaste activa,
      2. beleggingen die gelden als vlottende activa, behorende tot de handelsportefeuille; en
      3. beleggingen die gelden als vlottende activa, niet behorende tot de handelsportefeuille.