• Boek 2 Artikel 80 (2:80 BW)

    Storting op aandelen

    1. Bij het nemen van het aandeel moet daarop het nominale bedrag worden gestort alsmede, indien het aandeel voor een hoger bedrag wordt genomen, het verschil tussen die bedragen. Bedongen kan worden dat een deel, ten hoogste drie vierden, van het nominale bedrag eerst behoeft te worden gestort nadat de vennootschap het zal hebben opgevraagd.
    2. Het is geoorloofd aan hen die zich in hun beroep belasten met het voor eigen rekening plaatsen van aandelen, bij overeenkomst toe te staan op de door hen genomen aandelen minder te storten dan het nominale bedrag, mits ten minste vier en negentig ten honderd van dit bedrag uiterlijk bij het nemen van de aandelen in geld wordt gestort.
    3. Een aandeelhouder kan niet geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de verplichting tot storting, behoudens het bepaalde in artikel 99.
    4. De aandeelhouder en, in het geval van artikel 90, de voormalige aandeelhouder zijn niet bevoegd tot verrekening van hun schuld uit hoofde van dit artikel.

    Toelichting

    Iemand die aandelen houdt in een vennootschap is aandeelhouder. De aandeelhouder heeft de verplichting tot storting op zijn aandelen. De aandeelhouder moet vermogen op zijn aandelen storten. Deze verplichting bestaat jegens de vennootschap, niet tegenover andere aandeelhouders.

    De vennootschap heeft dus een vordering tot storting tegenover de aandeelhouder. Deze vordering is opeisbaar vanaf het moment dat de aandeelhouder de aandelen neemt. Een aandeelhouder kan alleen door middel van kapitaalvermindering ontheven worden uit zijn verplichting tot storting.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.