• Boek 2 Artikel 9 (2:9 BW)

    Taakvervulling en (interne) aansprakelijkheid bestuurder

    1. Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de bestuurder behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld.
    2. Elke bestuurder draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Hij is voor het geheel aansprakelijk terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.

    Toelichting

    In artikel 2:9 BW gaat het om de behoorlijke taakvervulling van een bestuurder. Het gaat om de individuele taakvervulling van de bestuurders afzonderlijk. Daarmee gaat persoonlijke aansprakelijkheid gepaard. Het gaat hier om een interne aansprakelijkheid, dus een aansprakelijkheid tegen over de rechtspersoon. Niet tegenover derden.

    In artikel 2:9 BW zit een objectief element verscholen. Het gaat erom dat een bestuurder die een taak verricht, de vereiste hoedanigheden bezit die nodig zijn voor het behoorlijk vervullen van die taak. Het gaat om een bepaald inzicht dat redelijkerwijs van een bestuurder met die taak kan worden verwacht.

    Een taak behoort tot die van een bestuurder indien de taak niet aan een ander is toebedeeld. Als een taak niet op grond van de wet of de statuten is toebedeeld aan iemand anders, dan behoort de taak tot die van een bestuurder. Los van deze taakverdeling, is elke bestuurder verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken van de rechtspersoon.

    Taakvervulling en (interne) aansprakelijkheid: ernstig verwijt

    Artikel 2:9 BW regelt de zogenaamde interne aansprakelijkheid. Deze aansprakelijkheid ziet op de verhouding tussen de rechtspersoon en de bestuurder. Buitenstaanders (bijv. schuldeisers kunnen daar geen beroep op doen). Daarvoor geldt de externe aansprakelijkheid die voornamelijk is gebaseerd op onrechtmatige daad.

    Het maken van fouten leidt nog niet tot interne aansprakelijkheid van de bestuurders. In 1997 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de behoorlijke taakvervulling van een bestuurder (Hoge Raad 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2243, Staleman/Van de Ven). Het is van belang dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. In hoeverre is het toerekenbaar aan de bestuurder dat hij zo heeft gehandeld? Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Er moet sprake zijn van een duidelijke, onmiskenbare tekortkoming door de bestuurder. Van een ernstig verwijt kan sprake zijn als er is gehandeld in strijd met de statutaire bepalingen die de rechtspersoon moeten beschermen.

    Een bestuurder die meent dat er hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, kan feiten en omstandigheden aanvoeren om dit te ontkrachten. De schending van de statutaire bepalingen leveren dan geen ernstig verwijt op. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2001:AB2053Bergerhuizer Papierfabriek).

    Kennelijk onbehoorlijke taakvervulling

    Er moet dus sprake zijn van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, wil een bestuurder intern aansprakelijk worden gehouden. Er is sprake van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling op het moment dat er onder dezelfde omstandigheden geen redelijk denkend bestuurder zo gehandeld zou hebben (Hoge Raad 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2053, Panmo Productie).

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.