• Boek 3 Artikel 237 (3:237 BW)

    Bezitloos pandrecht vestigen

    1. Pandrecht op een roerende zaak, op een recht aan toonder, of op het vruchtgebruik van een zodanige zaak of recht, kan ook worden gevestigd bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder dat de zaak of het toonderpapier wordt gebracht in de macht van de pandhouder of van een derde.
    2. De pandgever is verplicht in de akte te verklaren dat hij tot het verpanden van het goed bevoegd is alsmede hetzij dat op het goed geen beperkte rechten rusten, hetzij welke rechten daarop rusten.
    3. Wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet of hem goede grond geeft te vrezen dat in die verplichtingen zal worden tekortgeschoten, is deze bevoegd te vorderen dat de zaak of het toonderpapier in zijn macht of in die van een derde wordt gebracht. Rusten op het goed meer pandrechten, dan kan iedere pandhouder jegens wie de pandgever of de schuldenaar tekortschiet, deze bevoegdheid uitoefenen, met dien verstande dat een andere dan de hoogst gerangschikte slechts afgifte kan vorderen aan een tussen de gezamenlijke pandhouders overeengekomen of door de rechter aan te wijzen pandhouder of derde.
    4. Wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens de pandhouder die een bij voorbaat gevestigd pandrecht op te velde staande vruchten of beplantingen heeft, tekortschiet, kan de kantonrechter de pandhouder op diens verzoek machtigen zelf de te velde staande vruchten of beplantingen in te oogsten. Is de pandgever eigenaar van de grond of ontleent hij zijn recht op de vruchten of beplantingen aan een beperkt recht op de grond, dan kan de beschikking waarbij het verzoek wordt toegewezen, worden ingeschreven in de openbare registers.
    5. Tegen een beschikking krachtens het vorige lid is geen hogere voorziening toegelaten.

    Toelichting

    Naast het vuistpand, kennen we ook een bezitloos pandrecht. Bij een bezitloos pandrecht bestaat de vestigingshandeling niet uit machtsverschaffing. Hier wordt een authentieke of onderhandse akte opgemaakt, zonder dat de zaak in de macht van de pandhouder wordt gebracht. De zaak kan dus gewoon in de macht van de pandgever blijven.

    De pandhouder kan op een gegeven moment wel afgifte van het onderpand verlangen. Als de pandgever niet op de juiste manier met het onderpand omgaat, heeft de pandhouder deze mogelijkheid. Indien de pandgever het onderpand niet goed onderhoud of herstelt, kan de waarde van het onderpand verminderen. Dit is nadelig voor de verhaalsmogelijkheden van de pandhouder. Zodra de pandhouder afgifte van het onderpand verlangt, wordt het bezitloos pandrecht omgezet in een vuistpand.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.