• Boek 3 Artikel 243 (3:243 BW)

    Zorgplicht pandhouder

    1. Hij die uit hoofde van een pandrecht een zaak onder zich heeft, moet als een goed pandhouder voor de zaak zorgdragen.
    2. Door een pandhouder betaalde kosten tot behoud en tot onderhoud, met inbegrip van door hem betaalde aan het goed verbonden lasten, moeten hem door de pandgever worden terugbetaald; het pandrecht strekt mede tot zekerheid daarvoor. Andere door hem ten behoeve van het pand gemaakte kosten kan hij van de pandgever slechts terugvorderen, indien hij ze met diens toestemming heeft gemaakt, onverminderd diens aansprakelijkheid uit zaakwaarneming of ongerechtvaardigde verrijking.

    Toelichting

    Indien er een vuistpand wordt gevestigd, heeft de pandhouder het verpande goed onder zich. Enkele uitzondering daar gelaten. Als de pandhouder het verpande goed onder zich heeft, dan dient hij daar zorg voor te dragen. Artikel 3:243 BW legt een zorgplicht op aan de pandhouder. De pandhouder is verplicht om als goed pandhouder zorg voor de zaak te dragen. Mede om waardevermindering ervan te voorkomen.

    Bij een bezitloos pandrecht heeft de pandhouder het verpande goed niet onder zich. In zo’n geval geldt deze zorgplicht niet, tenzij de pandhouder bij een vuistloos pandrecht afgifte van de zaak heeft gevorderd.

    Deze zorgplicht brengt ook met zich mee dat de pandhouder de zaak alleen mag gebruiken voor zover de pandgever toestemming daarvoor heeft gegeven. Dit mag ook indien het nodig is om de zaak in de juiste staat te houden of eventueel weer te brengen. Daarnaast mag de pandhouder de zaak niet aan iemand anders geven, tenzij ook hier de pandgever toestemming voor heeft gegeven.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.