• Boek 3 Artikel 246 (3:246 BW)

    Bevoegdheden pandhouder

    1. Rust het pandrecht op een vordering, dan is de pandhouder bevoegd in en buiten rechte nakoming daarvan te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Deze bevoegdheden blijven bij de pandgever, zolang het pandrecht niet aan de schuldenaar van de vordering is medegedeeld.
    2. Degene aan wie de in lid 1 bedoelde bevoegdheden toekomen, is tevens bevoegd tot opzegging, wanneer de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de ander gehouden niet nodeloos van deze bevoegdheid gebruik te maken.
    3. Rust op de vordering meer dan één pandrecht, dan komen de in de vorige leden aan de pandhouder toegekende bevoegdheden alleen aan de hoogst gerangschikte pandhouder toe.
    4. Na mededeling van de verpanding aan de schuldenaar kan de pandgever deze bevoegdheden slechts uitoefenen, indien hij daartoe toestemming van de pandhouder of machtiging van de kantonrechter heeft verkregen.
    5. Bij inning van een verpande vordering door de pandhouder of met machtiging van de kantonrechter door de pandgever komen de pandrechten waarmee de vordering bezwaard was, op het geïnde te rusten.

    Toelichting

    De pandhouder heeft verschillende bevoegdheden ten aanzien van de verpande vordering. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een stil pandrecht en een openbaar pandrecht. Sommige bevoegdheden blijven namelijk bij de pandgever, indien er nog geen mededeling is gedaan aan de schuldenaar van de verpande vordering. Pas op het moment dat die mededeling gedaan is, gaan die bevoegdheden over op de pandhouder.

    De pandhouder is bevoegd over te gaan tot inning van de verpande vordering, tenzij er sprake is van een stil pandrecht. Pas nadat er mededeling is gedaan aan de schuldenaar wordt de pandhouder inningsbevoegd. Tot die tijd heeft alleen de pandgever deze bevoegdheid. Na de mededeling kan de pandgever alleen nog overgaan tot inning indien hij daarvoor toestemming heeft van de pandhouder of een machtiging van de kantonrechter heeft gekregen. Als de pandgever vervolgens overgaat tot inning van de vordering, dan komt het pandrecht op het geïnde te rusten. De pandhouder heeft dan niet langer een pandrecht op de vordering, maar op het geïnde bedrag.

    Een dergelijke mededeling is ook van belang voor de vraag aan wie de schuldenaar bevrijdend kan betalen. Als de schuldenaar nog niet op de hoogte is gebracht van het pandrecht, kan hij bevrijdend betalen aan de pandgever. Dus aan zijn oorspronkelijke schuldeiser. Na de mededeling dient de schuldenaar echter te betalen aan de pandhouder. Hij krijgt als het ware dus een ‘nieuwe’ schuldeiser.

    Ook de bevoegdheid tot opzegging rust alleen bij de pandhouder indien er sprake is van een openbaar pandrecht. De pandhouder kan de verpande vordering opzeggen, maar alleen als de vordering daardoor opeisbaar wordt. Is er sprake van een stil pandrecht, dan kan alleen de pandgever de vordering opzeggen.

    Een vordering kan meerdere keren worden verpand. In zo’n geval zijn er meerdere pandhouders. Iedere pandhouder is bevoegd tot het doen van mededeling aan de schuldenaar. Maar niet iedere pandhouder kan overgaan tot inning. Alleen de eerste pandhouder – degene met het oudste pandrecht – heeft deze bevoegdheid.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.