• Boek 3 Artikel 248 (3:248 BW)

    Parate executie

    1. Wanneer de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekt, is de pandhouder bevoegd het verpande goed te verkopen en het hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen.
    2. Partijen kunnen bedingen dat eerst tot verkoop kan worden overgegaan, nadat de rechter op vordering van de pandhouder heeft vastgesteld dat de schuldenaar in verzuim is.
    3. Een lager gerangschikte pandhouder of beslaglegger kan het verpande goed slechts verkopen met handhaving van de hoger gerangschikte pandrechten.

    Toelichting

    Een pandhouder heeft het recht van parate executie. Dat is een van de bevoegdheden die het pandrecht met zich meebrengt. Het recht van parate executie houdt in dat een pandhouder zonder tussenkomst van de rechter het verpande goed mag executeren, indien de schuldenaar de vordering niet terugbetaald. De pandhouder kan zich dan vervolgens op de opbrengst verhalen.

    Zonder tussenkomst van de rechter betekent dat de pandhouder niet eerst een executoriale titel hoeft te halen. Indien hij dit recht niet zou hebben, zou dat wel moeten. Partijen kunnen echter wel afspreken dat tussenkomst van de rechter nodig is. Beiden kunnen overeenkomen dat een pandhouder pas kan executeren nadat de rechter een daartoe strekkend vonnis heeft gewezen.

    Een goed kan meermalen verpand worden. Indien zo’n goed geëxecuteerd wordt, resteert de vraag wat er met die overige pandrechten gebeurt. Alleen pandrechten die hoger in de rangorde staan blijven op het goed rusten. Dit is alleen niet zo indien de pandhouder hiertegen beschermd wordt.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.