• Boek 3 Artikel 258 (3:258 BW)

    Einde en afstand van pandrecht

    1. Wanneer een in pand gegeven goed als bedoeld in artikel 236 lid 1 in de macht van de pandgever komt, eindigt het pandrecht, tenzij het met toepassing van artikel 237 lid 1 werd gevestigd.
    2. Afstand van een pandrecht kan geschieden bij enkele overeenkomst, mits van de toestemming van de pandhouder uit een schriftelijke of elektronische verklaring blijkt. Indien van de toestemming uit een elektronische verklaring blijkt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

    Toelichting

    Een pandrecht kan op verschillende manieren eindigen. Naast de manieren waarop een beperkt recht kan eindigen, kent de wet nog twee manieren.

    1. De pandhouder gaat over tot executie. De schuldeiser oefent zijn executiebevoegdheid uit. Daarmee komt er een einde aan het pandrecht.
    2. Als er sprake is van een vuistpand kan deze eindigen doordat het goed weer in de macht van de pandgever komt. Indien er sprake is van een bezitloos pandrecht gaat deze wijze van beëindiging niet op. Ook niet als er afgifte van de zaak is gevorderd en de zaak na herstel van vertrouwen weer in handen van de pandgever komt.

    Daarnaast kan de pandhouder afstand doen van zijn pandrecht. Het gaat met name om een bezitloos of stil pandrecht. De pandhouder kan afstand doen van zijn pandrecht door middel van een schriftelijke of elektronische verklaring. Er wordt dan afstand gedaan op grond van een overeenkomst.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.