• Boek 3 Artikel 267 (3:267 BW)

    Beding tot beheer

    1. In de hypotheekakte kan worden bedongen dat de hypotheekhouder bevoegd is om het verhypothekeerde goed in beheer te nemen, indien de hypotheekgever in zijn verplichtingen jegens hem in ernstige mate te kort schiet en de voorzieningenrechter van de rechtbank hem machtiging verleent.
    2. Eveneens kan in de hypotheekakte worden bedongen dat de hypotheekhouder bevoegd is de aan de hypotheek onderworpen zaak onder zich te nemen, indien zulks met het oog op de executie vereist is en de voorzieningenrechter hem machtiging verleent.
    3. Zo de voorzieningenrechter de machtiging tot onder zich nemen verleent, veroordeelt hij tevens de hypotheekgever en de zijnen tot ontruiming.
    4. De bevoegdheden kunnen tegen eenieder die zich in de zaak bevindt, met uitzondering van de huurder bedoeld in artikel 264 leden 4 en 8, worden ingeroepen.
    5. Zonder uitdrukkelijke bedingen mist de hypotheekhouder de in de vorige leden genoemde bevoegdheden.
    6. De machtiging, bedoeld in de vorige leden, kan behalve door een advocaat ook door een notaris worden verzocht.

    Toelichting

    Naast een huurbeding kan de hypotheekhouder ook een beheersbeding opnemen in de hypotheekakte. De hypotheekhouder wordt op basis van zo’n beding bevoegd het onderpand in beheer te nemen. Hiervoor moet aan twee voorwaarden worden voldaan:

    1. De hypotheekgever moet in ernstige mate tekortschieten in zijn verplichtingen die hij heeft tegenover de hypotheekhouder;
    2. De hypotheekhouder heeft een machtiging gekregen van de voorzieningenrechter om het bezwaarde goed in beheer te nemen.

    Alleen als aan die twee voorwaarden is voldaan, kan de hypotheekhouder overgaan tot uitoefening van het beheersbeding.

    Ontruiming

    In de hypotheekakte kan ook een ontruimingsbeding bevatten. In dat geval heeft de hypotheekhouder de bevoegdheid om het onderpand onder zich te nemen. Deze bevoegdheid kan alleen bestaan indien ontruiming voor de executie vereist is en de voorzieningenrechter een machtiging heeft verleend aan de hypotheekhouder.

    Jurisprudentie

    Hoge Raad 26 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9132 (Deutsche Hypothekenbank).

    De hypotheekhouder heeft alleen de bevoegdheid het bezwaarde goed in beheer te nemen. Deze bevoegdheid omvat niet de sloop van het verhypothekeerde pand. De hypotheekhouder is dan ook niet bevoegd tot het slopen van het bezwaarde goed op basis van een dergelijk beding.