• Boek 3 Artikel 290 (3:290 BW)

    Retentierecht

    Retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan.

    Toelichting

    Het retentierecht is geen beperkt recht zoals bedoeld in artikel 3:8 BW. Het recht is verbonden aan een vordering, maar is geen afhankelijk recht in de zin van artikel 3:82 BW. Er is wel sprake van een ondeelbaar recht. Dat betekent dat het retentierecht alleen teniet kan gaan, indien de gehele vordering van de schuldeiser wordt voldaan. Een deel ervan doet het retentierecht niet verdwijnen.

    Het retentierecht geeft de schuldeiser – de retentor – de bevoegdheid om een zaak onder zich te houden, totdat zijn vordering wordt voldaan. De retentor heeft in principe de verplichting om de zaak af te geven. Maar indien zijn vordering niet betaald wordt, heeft hij de bevoegdheid deze verplichting op te schorten. Hij hoeft de zaak dus niet af te geven, totdat hij betaald wordt.

    Belangrijk hierbij is dat het moet gaan om een vordering die voldoende samenhangt met het afgeven van de zaak. De vordering moet voldoende samenhangen met die verplichting. Alleen in dat geval kent de schuldeiser deze bevoegdheid.

    Daarnaast is houderschap vereist. De schuldeiser moet de feitelijke macht over de zaak uitoefenen. Denk bijvoorbeeld aan een fietsenmaker. De fietsenmaker repareert de fiets en zet deze vervolgens achter in zijn magazijn. In dat geval oefent hij de feitelijke macht over de fiets uit. Als de fietseigenaar weigert te betalen, kan de fietsenmaker de fiets onder zich houden op basis van zijn retentierecht.

    Het retentierecht eindigt pas als de vordering volledig is voldaan. Nakoming moet daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.