• Boek 3 Artikel 34 (3:34 BW)

    Geestelijke stoornis

    1. Heeft iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien.
    2. Een zodanig ontbreken van wil maakt een rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van wil echter nietig.

    Toelichting

    Voor een rechtshandeling zijn een wil en verklaring nodig. Soms kan iemand voor zichzelf niet goed bepalen wat zijn wil is of niet goed bepalen wat zijn wil inhoudt. Dit kan komen door een geestelijke stoornis. In zo’n geval is dit artikel van belang.

    Iemand die lijdt aan een geestelijke stoornis kan in principe gewoon deelnemen aan het economisch rechtsverkeer. Echter moet zo iemand wel beschermd worden. Artikel 3:34 BW biedt deze bescherming. Iemand die onder invloed van een geestelijke stoornis zijn wil heeft verklaard, kan onder die rechtshandeling uit komen. Als iemand in stoornis een verklaring heeft afgelegd, kan het zijn dat er geen rechtsgevolgen in het leven worden geroepen.

    Zo iemand kan onder een rechtshandeling uit door te bewijzen dat hij op moment van het verrichten van de rechtshandeling lijdt aan een geestelijke stoornis. Daarnaast moet hij aantonen dat door die geestelijke stoornis zijn wil ontbrak.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.