Boek 3 Artikel 36 (3:36 BW)
Derdenbescherming
Toelichting
Soms is de werking van een rechtshandeling ook belangrijk voor een derde. Dit artikel geeft zo’n derde partij bescherming, indien een rechtshandeling van een ander onjuist blijkt te zijn. Die derde moet dan in vertrouwen op een bepaalde schijn hebben gehandeld, waardoor hij beschermd wordt.
Als een derde het bestaan of juist tenietgaan van een bepaalde rechtshandeling of -betrekking waarbij een ander betrokken is heeft mogen aannemen op grond van een gedraging en/of verklaring van juist die ander en op basis van het dat idee verder is gegaan, dan kan de onjuistheid van die rechtshandeling of -betrekking hem niet worden tegengeworpen.
Vereisten
Deze vorm van derdenbescherming is de meest algemene bepaling die de wet kent en er zijn strenge vereisten aan verbonden. Het is niet makkelijk om bescherming te krijgen op basis van dit artikel. Het moet gaan om:
- Een derde;
- Die is afgegaan op een gedraging of verklaring;
- En op grond daarvan het bestaan, ontstaan of tenietgaan van een bepaalde rechtshandeling of -betrekking heeft aangenomen;
- Dit ook redelijkerwijs mocht aannemen;
- En op grond daarvan een bepaalde (rechts)handeling heeft verricht.
Gevolg
Indien een beroep op dit artikel slaagt wordt de derde beschermd. Dat betekent dat de schijn waarop hij is afgegaan, de werkelijke situatie wordt. Het beoogde rechtsgevolg treedt dus voor deze derde in en de rechtshandeling heeft als het ware plaatsgevonden.