• Boek 5 Artikel 16 (5:16 BW)

    Zaakvorming

    1. Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.
    2. Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.
    3. Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

    Toelichting

    Iemand die uit meerdere roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt niet zelf eigenaar van de nieuwe zaak. De eigenaar van de oorspronkelijke roerende zaken wordt eigenaar van de nieuw gevormde zaak. Deze hoofdregel wordt gegeven in artikel 5:16 lid 1 BW. Als er meerdere eigenaren zijn van de oorspronkelijke zaken, dan ontstaat er mede-eigendom. Het belangrijkste uitgangspunt dat hier geldt, is dat het niet mogelijk is om door middel van een overeenkomst het eigendomsrecht verkregen door zaaksvorming uit te sluiten. Er kan dus niet worden afgesproken dat iemand anders dan de eigenaar van de oorspronkelijke roerende zaken eigenaar van de nieuw gevormde zaak wordt.

    Op artikel 5:16 lid 1 BW geldt een uitzondering. Artikel 5:16 lid 2 BW regelt namelijk dat als je voor jezelf een nieuwe zaak vormt of aan iemand de opdracht geeft dit te doen, met zaken waarvan je geen eigenaar bent, je toch eigenaar wordt van de nieuw gevormde zaak. Vereist is wel dat de kosten van de vorming niet te gering zijn.

    Jurisprudentie

    Rechtbank Rotterdam 18 september 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:7102
    Wie is op grond van artikel 5:16 eigenaar van de woonvertrekken?