• Boek 5 Artikel 60 (5:60 BW)

    Mandeligheid

    Mandeligheid ontstaat, wanneer een onroerende zaak gemeenschappelijk eigendom is van de eigenaars van twee of meer erven en door hen tot gemeenschappelijk nut van die erven wordt bestemd bij een tussen hun opgemaakte notariële akte, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers.

    Toelichting

    Wat is mandeligheid?

    Mandeligheid is een bijzondere vorm van mede-eigendom van een onroerende zaak. Dit brengt mee dat de algemene bepalingen over gemeenschap van toepassing zijn voor zover de bepalingen van artikel 5:60 BW e.v. zich daartegen niet verzetten

    Hoe ontstaat mandeligheid?

    Mandeligheid ontstaat, wanneer een onroerende zaak gemeenschappelijk eigendom is van de eigenaars van twee of meer erven en door hen tot gemeenschappelijk nut van die erven wordt bestemd bij een tussen hun opgemaakte notariële akte, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers. De akte moet betrekking hebben op een onroerende zaak die reeds gemeenschappelijk eigendom is van de eigenaars van de erven. In de akte dient te worden opgenomen dat de gemeenschappelijke zaak een gemeenschappelijk nut heeft. Het is voldoende dat beide eigenaren de zaak als nuttig bestempelen. De zaak hoeft niet objectief, naar algemene opvattingen, nuttig te zijn.

    Mandeligheid kan eveneens volgen uit de wet.

    Jurisprudentie

    Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2162
    Voorop gesteld moet worden dat uit het bepaalde in artikel 3:169 BW volgt dat als uitgangspunt ten aanzien van een goed dat aan twee meer personen tezamen toebehoort, heeft te gelden dat iedere deelgenoot tot gebruik van het gemeenschappelijke goed bevoegd is, mits dit gebruik met het recht van de andere deelgenoot of deelgenoten te verenigen is. Indien het bij een dergelijk goed gaat om een onroerende zaak van de eigenaars van twee of meer erven, die de onroerende zaak tot gemeenschappelijk nut van de erven op de wijze, als voorzien in artikel 5:60 BW, hebben bestemd, is sprake van een mandelige zaak. Het is een deelgenoot niet geoorloofd van een dergelijke zaak een gebruik te maken dat verder gaat dan een tijdelijk zich daarvan bedienen. De vraag of de andere deelgenoot of deelgenoten van een verdergaand gebruik al dan niet last ondervinden, speelt daarbij geen rol.