• Boek 6 Artikel 212 (6:212 BW)

    Ongerechtvaardigde verrijking

    1. Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
    2. Voor zover de verrijking is verminderd als gevolg van een omstandigheid die niet aan de verrijkte kan worden toegerekend, blijft zij buiten beschouwing.
    3. Is de verrijking verminderd in de periode waarin de verrijkte redelijkerwijze met een verplichting tot vergoeding van de schade geen rekening behoefde te houden, dan wordt hem dit niet toegerekend. Bij de vaststelling van deze vermindering wordt mede rekening gehouden met uitgaven die zonder de verrijking zouden zijn uitgebleven.

    Toelichting

    Iemand die ten koste van een ander ongerechtvaardigd ‘rijker’ is geworden, dient de schade van die ander te vergoeden. Iemand moet dus onterecht verrijkt zijn, terwijl iemand anders als gevolg daarvan schade lijdt.

    Verrijking betekent niet alleen een bepaald voordeel voor de één, maar ook afgewenteld nadeel op de ander. Zodra de ander er als het ware ‘armer’ van is geworden, dient deze schade te worden vergoed. Er moet wel een verband bestaan tussen de verrijking en de verarming. Iemand moet armer zijn geworden als gevolg van de verrijking van de ander.

    Daarnaast moet de verrijking ongerechtvaardigd zijn. Dit betekent dat iemand geen ‘recht’ op deze verrijking. Er bestaat geen redelijke grond voor het feit dat diegene ergens rijker van is geworden.

    Jurisprudentie

    Rechtbank Amsterdam, 11 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5646
    Voor toewijzing van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking moet aan vier vereisten zijn voldaan. Er moet sprake zijn van 1) een verrijking waardoor 2) de andere partij schade heeft geleden (is verarmd), er moet 3) een causaal verband bestaan tussen de verrijking en de verarming en 4) de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn.

    Hoge Raad, 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:302
    De omvang van de schadevergoedingsplicht wordt enerzijds begrensd door de omvang van de verarming en anderzijds door de omvang van de verrijking. De verarmde kan maximaal vergoeding vorderen van het bedrag waarmee hij is verarmd; de verrijkte hoeft echter maximaal het bedrag af te dragen waarmee hij is verrijkt. De vergoedingsplicht kan ook worden beperkt door de redelijkheid.