• Boek 6 Artikel 77 (6:77 BW)

    Hulpzaken

    Wordt bij de uitvoering van een verbintenis gebruik gemaakt van een zaak die daartoe ongeschikt is, dan wordt de tekortkoming die daardoor ontstaat de schuldenaar toegerekend, tenzij dit, gelet op inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk zou zijn.

    Toelichting

    Op grond van artikel 6:77 BW geldt dat de schuldenaar, die in de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van (hulp)zaken, in beginsel aansprakelijk is voor eventueel falen van deze zaken.

    Hierop volgen uit het artikel een drietal uitzonderingen:

    1. inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortvloeit. Hierbij valt te denken aan exoneraties, maar ook bijv. voorschriften door de schuldeiser;
    2. de verkeersopvattingen. Hierbij kan worden gekeken naar o.m. de wederzijdse deskundigheid van partijen. Hierbij kan de mogelijke afwenteling van de schade aan derden, bijvoorbeeld verzekeringen, een rol spelen;
    3. de specifieke omstandigheden van het geval. Hierbij kan worden gekeken naar de hoogte van betaling aan schuldenaar , mede gelet op de kans op het toebrengen van schade. Tevens wordt vaak gekeken of de gebruikte zaak in algemene zin geschikt was/is voor de beoogde toepassing maar in het concrete geval gebreken vertoont.

    Jurisprudentie

    Hoge Raad, 5 januari 1968, ECLI:NL:HR:1968:AB6963 (Fokker/Zentveld)
    De vervoerder is ook aansprakelijk voor schade ontstaan tijdens het vervoer door falen van een hulpzaak.