• Boek 6 Artikel 80 (6:80 BW)

    Rechten voor opeisbaarheid

    1. De gevolgen van niet-nakoming treden reeds in voordat de vordering opeisbaar is:
      1. indien vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn;
      2. indien de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten; of
      3. indien de schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal tekortschieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen.
    2. Het oorspronkelijke tijdstip van opeisbaarheid blijft gelden voor de verschuldigdheid van schadevergoeding wegens vertraging en de toerekening aan de schuldenaar van onmogelijk worden van nakoming tijdens zijn verzuim.

    Toelichting

    Soms is het voor de schuldeiser te voorzien dat een prestatie (waarschijnlijk) niet zal worden voldaan. Artikel 6:80 BW biedt hem in drie situaties de mogelijkheid, al voor opeisbaarheid, stappen te ondernemen die de gevolgen van niet-nakoming doen intreden. Deze drie situaties zijn limitatief, buiten deze situaties heeft de schuldeiser niet de mogelijkheid op eventuele toekomstige niet-nakoming vooruit te lopen.

    1. In de eerste plaats gaat het om gevallen waarin vaststaat dat nakoming onmogelijk is, bijvoorbeeld omdat de te leveren zaak verloren is gegaan.
    2. Daarnaast gevallen waarin de schuldeiser uit een expliciete mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat hij tekort zal schieten, de mededeling moet dan rechtstreeks van de schuldenaar afkomstig zijn en niet in een opwelling zijn gedaan.
    3. En tot slot gevallen waarin gegronde vrees voor niet-nakoming bestaat en de schuldeiser zich niet bereid tot nakomen verklaard (of niet reageert) op een schriftelijke aanmaning zich bereid te verklaren.

    De schuldeiser is niet verplicht de gevolgen van niet-nakomen in te roepen. Als hij wel besluit deze gevolgen in te roepen heeft hij verschillende mogelijkheden.

    1. In de eerst plaats kan hij in de genoemde gevallen overgaan tot ontbinding van de overeenkomst, hiervoor is niet van belang of sprake is van wanprestatie of overmacht.
    2. Hij kan ook overgaan tot opschorting in de gevallen als bedoeld onder b en c. De opschorting geldt dan met name als inleiding tot ontbinding.
    3. Tot slot kan hij ook overgaan tot het vorderen van een vervangende schadevergoeding. In geval van overmacht moet daarbij rekening gehouden worden met artikel 6:78 BW. Voor het het vorderen van een schadevergoeding moet de tekortkoming aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend.

    Jurisprudentie

    Hoge Raad, 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2334
    In beginsel geldt in geval van een duurovereenkomst, als huur, dat een schuldenaar in verzuim moet zijn. Daarvoor is in beginsel een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:82 BW noodzakelijk.