• Boek 8 Artikel 1591 (8:1591 BW)

    1. Behoudens de leden 3 en 4, kunnen de op de vervoerovereenkomst gegronde rechtsvorderingen uitsluitend worden ingesteld tegen de eerste of laatste vervoerder of tegen de vervoerder die dat deel van het vervoer verrichtte gedurende welke het feit dat tot de rechtsvordering heeft geleid, zich heeft voorgedaan.
    2. Wanneer in geval het vervoer wordt verricht door opvolgende vervoerders, de vervoerder die de zaken moet afleveren met zijn instemming is ingeschreven op de vrachtbrief, kan overeenkomstig lid 1 de rechtsvordering tegen hem worden ingesteld, zelfs als hij de zaken of de vrachtbrief niet heeft ontvangen.
    3. De rechtsvordering tot terugbetaling van een krachtens de vervoerovereenkomst betaald bedrag kan worden ingesteld tegen de vervoerder die dit bedrag heeft geïnd of tegen degene ten voordele van wie dit bedrag is geïnd.
    4. De rechtsvordering ter zake van rembours kan alleen worden ingesteld tegen de vervoerder die de zaken op de plaats van afzending ten vervoer heeft aangenomen.
    5. De rechtsvordering kan tegen een andere dan de in de leden 1 en 4 bedoelde vervoerders worden ingesteld als tegeneis of als verweer in een geding over een op dezelfde vervoerovereenkomst gegronde vordering.
    6. Voorzover deze titel van toepassing is op de ondervervoerder, kan tegen hem eveneens een rechtsvordering worden ingesteld.
    7. Indien de eiser de keuze heeft tussen meer vervoerders, vervalt zijn keuzerecht zodra de rechtsvordering tegen een van hen is ingesteld; dit geldt eveneens indien de eiser de keuze heeft tussen een of meer vervoerders en een ondervervoerder.