• Boek 8 Artikel 563 (8:563 BW)

    1. Het bedrag van het hulploon wordt vastgesteld bij overeenkomst tussen partijen en bij gebreke daarvan door de rechter.
    2. Het hulploon wordt vastgesteld met het oog op het aanmoedigen van hulpverlening, rekening houdend met de volgende criteria ongeacht de volgorde waarin zij hieronder zijn opgesomd:
      1. de geredde waarde van het schip en de andere goederen;
      2. de vakkundigheid en inspanningen van de hulpverleners, betoond bij het voorkomen of beperken van schade aan het milieu;
      3. de mate van de door de hulpverleners verkregen gunstige uitslag;
      4. de aard en ernst van het gevaar;
      5. de vakkundigheid en inspanningen betoond door de hulpverleners bij de redding van het schip, de andere zaken en mensenlevens;
      6. de door de hulpverleners gebruikte tijd, gemaakte kosten en geleden verliezen;
      7. het risico van aansprakelijkheid en andere door de hulpverleners of hun uitrusting gelopen risico's;
      8. de snelheid van de verleende diensten;
      9. de beschikbaarheid en het gebruik van schepen of andere voor hulpverlening bestemde uitrusting;
      10. de staat van gereedheid alsmede de doelmatigheid en de waarde van de uitrusting van de hulpverleners;
    3. Voor hulp verleend aan een schip en de zaken aan boord daarvan is het hulploon uitsluitend verschuldigd door de reder van het schip, met dien verstande dat de reder een recht van verhaal heeft jegens de andere belanghebbenden voor hun onderscheiden aandeel. Voor hulp verleend aan andere zaken is het hulploon verschuldigd door de rechthebbende op die zaken.
    4. Het hulploon, met uitzondering van rente en verhaalbare gerechtelijke kosten, mag de geredde waarden van het schip en de andere goederen niet overtreffen.
    5. Wanneer het hulploon mede strekt tot vergoeding van gemaakte kosten en geleden schade geeft de rechter aan welke gemaakte kosten en geleden schade dit betreft.