Afdeling 4 – Uitoefening van rechten

Door de inontvangstneming van de zaken door de rechthebbende wordt deze vermoed de zaken in goede staat en op tijd te hebben ontvangen. Dit vermoeden kan slechts worden weerlegd: in geval van gedeeltelijk verlies of beschadiging, indien het verlies of de beschadiging overeenkomstig artikel 1588 is vastgesteld vóór de inontvangstneming van de zaken door de… lees meer »

Behoudens de leden 3 en 4, kunnen de op de vervoerovereenkomst gegronde rechtsvorderingen uitsluitend worden ingesteld tegen de eerste of laatste vervoerder of tegen de vervoerder die dat deel van het vervoer verrichtte gedurende welke het feit dat tot de rechtsvordering heeft geleid, zich heeft voorgedaan. Wanneer in geval het vervoer wordt verricht door opvolgende… lees meer »

Behoudens de leden 3 en 4, zijn tot het instellen van de op de vervoerovereenkomst gegronde rechtsvorderingen gerechtigd: de afzender tot het tijdstip waarop de geadresseerde de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen, de zaken heeft aangenomen of de hem krachtens artikel 1565 lid 3 of artikel 1566 lid 3 toekomende rechten heeft doen gelden; de… lees meer »

Vorderingen buiten rechte met betrekking tot de vervoerovereenkomst moeten schriftelijk worden ingediend bij de vervoerder tegen wie de rechtsvordering kan worden ingesteld. Vorderingen buiten rechte kunnen ingediend worden door de personen die gerechtigd zijn rechtsvorderingen in te stellen tegen de vervoerder. De afzender die een vordering buiten rechte indient, moet de duplicaat-vrachtbrief overleggen. Bij gebreke… lees meer »

Wanneer een gedeeltelijk verlies of een beschadiging door de vervoerder wordt ontdekt of vermoed of door de rechthebbende wordt beweerd, moet de vervoerder onverwijld en zo mogelijk in aanwezigheid van de rechthebbende een proces-verbaal opmaken dat naargelang de aard van de schade, de toestand van de zaken en zo mogelijk de omvang, de oorzaak en… lees meer »