Titel 20 – Mentorschap ten behoeve van meerderjarigen

Beslissing overeenkomstige toepassing

Indien de rechter dit noodzakelijk acht, beslist hij tevens dat artikel 246, van dit boekvan overeenkomstige toepassing is. Tijdens het mentorschap kan de rechter een beslissing nemen als in het eerste lid bedoeld, hetzij op verzoek van een persoon als bedoeld inartikel 451, eerste en tweede lid, van de mentor of van het openbaar ministerie,… lees meer »

Benoeming mentor

De rechter die het mentorschap instelt, benoemt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Zo nodig kan een tijdelijke mentor worden benoemd. De rechter volgt bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van… lees meer »

Verzoek tot mentorschap

Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolgeartikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder… lees meer »

Mentorschap

Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter te zijnen behoeve een mentorschap instellen. Indien te verwachten is dat een minderjarige op het tijdstip waarop hij meerderjarig zal worden,… lees meer »