Wat is een pandrecht op vorderingen?

pandrecht vorderingenBij een pandrecht op zaken hebben we al gezien wat een pandrecht in het algemeen inhoudt. Een pandrecht is een beperkt zekerheidsrecht dat kan worden gevestigd voor een vordering, een geldsom. Een pandrecht op vorderingen kan ook worden gevestigd. Het gaat hier om vorderingen op naam en niet om vorderingen aan toonder of order. Het pandrecht is ook een afhankelijk recht. Dat betekent dat als een vordering wordt voldaan, het geld wordt betaald, dan gaat de vordering teniet. Als de vordering tenietgaat, dan gaat daarmee ook het pandrecht dat daarop rust teniet.

Vereisten voor een pandrecht op vorderingen

Het verpanden van vorderingen is een abstracte kwestie. Om het duidelijker te maken gebruiken we het volgende voorbeeld. A is een ondernemer. Hij verkoopt tuinmeubelen. Voor zijn onderneming heeft A een zakelijke lening bij de X bank. De X bank wil A alleen geld lenen indien zij een pandrecht krijgen op de vorderingen die A heeft op zijn klanten. Als A tuinmeubelen verkoopt aan zijn klanten, dan moeten die klanten daarvoor betalen. A heeft dus op een vordering op zijn klanten. Op die vorderingen wil X bank een pandrecht ter zekerheid van hun lening aan A.

Net zoals bij pandrechten op zaken moet ook hier de vordering overdraagbaar zijn. Op grond van artikel 3:83 lid 2 BW kan de overdraagbaarheid van een vordering worden uitgesloten door een afspraak tussen partijen. Dit kan bij zaken of goederen niet. Verder is de hoofdregel dat alle vorderingen verpand kunnen worden. Dit kan alleen als zij recht geven op een prestatie die vatbaar is voor uitwinning. De vorderingen moeten in de akte voldoende worden bepaald. De vorderingen moeten dus voldoende bepaalbaar zijn. In 2002 heeft de Hoge Raad besloten dat het in de pandakte gegevens moeten worden opgenomen die zodanig zijn dat aan de hand van die gegevens kan worden bepaald om welke vorderingen het gaat. Dit moet ook eventueel achteraf kunnen worden vastgesteld (Hoge Raad 20 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7842Mulder q.q./Rabobank). Een generieke omschrijving van de verpande vorderingen is genoeg.

Soorten pandrechten op vorderingen

Bij pandrechten op vorderingen kent de wet twee mogelijkheden. Een openbaar pandrecht en een stil pandrecht. We gebruiken weer het bovenstaande voorbeeld als uitgangspunt.

  • Openbaar pandrecht: bij een openbaar pandrecht wordt aan de debiteuren van de pandgever een mededeling gedaan van de verpanding. Voor de vestiging van een openbaar pandrecht kijken we naar artikel 3:98 BW in samenhang met artikel 3:84 BW. Er moet dus sprake zijn van een geldige titel, beschikkingsbevoegdheid akte. Bij openbare verpanding hoeft de akte niet authentiek te zijn. Deze akte hoeft ook niet te worden ingeschreven. Er moet ook sprake zijn van een mededeling aan de schuldenaar van de vordering die verpand is. Dit volgt uit artikel 3:236 lid 2 BW in samenhang met artikel 3:94 BW. Dit betekent dat, met betrekking tot ons voorbeeld, aan de klanten van A wordt medegedeeld dat hun vorderingen zijn verpand aan de bank. Als de klanten van A dan bevrijdend willen betalen, moeten zij aan de X bank betalen. Zij kunnen niet langer bevrijdend betalen aan A zelf. Bevrijdend betalen betekent dat ze bevrijd zijn van de verplichting om de geldsom te betalen. Ze hebben de geldsom betaald, dus ze hoeven het niet nog een keer te doen. Als ze aan A betalen, in plaats van aan de X bank, dan hebben hebben ze niet bevrijdend betaald en bestaat de vordering nog steeds.
  • Stil pandrecht: bij een stil pandrecht wordt er geen mededeling gedaan aan de debiteuren. De klanten van A worden hier dus niet op de hoogte gesteld van het feit dat de vorderingen zijn verpand. Dit betekent dat zij nog steeds bevrijdend aan A kunnen betalen en dus niet direct aan de X bank hoeven te betalen. Als zij aan A betalen, gaat de vordering teniet. Voor de vestiging van een stil pandrecht is ook een geldige titel, beschikkingsbevoegdheid en een akte vereist. Deze akte moet wel een authentieke akte zijn of een onderhandse akte die wordt ingeschreven in de openbare registers. Dit volgt uit artikel 3:239 lid 1 BW. Dat hoeft bij openbare verpanding niet. Een stil pandrecht kan ook worden gevestigd ten aanzien van toekomstige vorderingen. Deze toekomstige vorderingen moeten dan wel voortvloeien uit een rechtsverhouding die wel al bestond tussen de partijen. Het gaat dus om een relatieve toekomstige vordering. De rechtsverhouding tussen de partijen bestaat wel al, de vordering bestaat alleen nog niet, maar komt er wel.

Voor de uitleg van pandrechten op zaken kun je hier terecht!